Een stukje historie
Bron: “Het Drentse Hoen” (uitgave van de Drentse Hoen Club)
Mede op initiatief van Houwink werd op 11 februari 1900 in Den Haag,
tijdens de tentoonstelling van “Avicultura”, de “Vereniging tot Veredeling van Nederlandsche Hoenderrassen”,
kortweg genoemd de Nederlandse Hoenderclub, opgericht.
Het doel van deze vereniging was de goede eigenschappen van de oorspronkelijke Nederlandse hoenderrassen te benadrukken.
Nog in hetzelfde jaar van de oprichting van de Nederlandsche Hoenderclub werden de
Drentse boerenhoenders en de Friese pellen als afzonderlijke rassen erkend.
In april 1900 werd de eerste rasbeschrijving voor het Drentse hoen gemaakt en gepubliceerd.
Als we deze vergelijken met de thans geldende, dan blijkt dat veel gelijk is gebleven.
Wel zien we een opvallend verschil in het gewenste gewicht van de dieren.
De hanen moesten destijds 2,5 en de hennen minstens 2 kilogram wegen. Voor beide geslachten is dat in ieder geval 500 gram meer dan nu.
Ongetwijfeld hield dit verband met de vraag naar grotere eieren.
Het Drentse hoen moest immers kunnen opboksen tegen de buitenlandse legrassen.
Toch ging aanvankelijk niet alles ‘van een leien dakje’.
Over het Drentse hoen ontstond nogal wat discussie.
Er kwam van de zijde van de in 1901 opgerichte V.P.N., de Vereniging tot bevordering der Pluimveehouderij en tamme Konijnen teelt in Nederland, een circulaire waarin gezegd werd dat boerenhoenders niet als raskip erkend werden.
Deze V.P.N. had een uitgesproken commerciële doelstelling.
De pluimveeteelt moest een winstgevende bedrijfstak worden en men meende dat ‘boerenhoenders’ daaraan geen bijdrage zouden kunnen leveren.
Ook de toonaangevende pluimvee vereniging “Ornithophilia” dreigde het Drentse hoen in de ban te doen en niet meer op haar tentoonstellingen te vragen.
Ondanks dit alles werd er door een klein groepje mensen met succes gewerkt aan de verbetering van het uiterlijk en het verhogen van de legprestaties.
Een jaarproductie van 160 eieren was vrij gewoon.
In de eerste twaalf jaren van vorige eeuw waren de Drentse hoenders op clubshows van de Nederlandsche Hoenderclub steeds goed vertegenwoordigd. Op de eerste in 1900 te
Utrecht waren er twintig en op de jubileumtentoonstelling van de N.H.C. in 1912 tweeënveertig.
Bekende fokkers waren De Bie Leuveling Tjeenk uit Amsterdam, Huberts en
Houwink uit Meppel, Van Herzeele uit Den Haag, Van Draanen uit Huizen en De Vries uit Zwolle.
In 1912 bewezen de Drentse hoenders hun goede nuteigenschappen op een tentoonstelling in Utrecht met het winnen van de staatsprijs voor de inzending ‘grote eieren’.